1 - Het bewustzijn kan een toestand van klinische dood overleven en blijkt voor zijn bestaan dus in ultieme zin onafhankelijk van hersenactiviteit. Het is daarbij in staat om 'in real time' gebeurtenissen waar te nemen door middel van buitenzintuiglijke waarneming (ESP).
2 - De patient neemt tijdens het vlakke EEG niets waar, maar is ook in geestelijke zin volledig bewusteloos. Pas nadat de hersenen hun corticale activiteit weer hebben hervat, vindt er retrocognitieve buitenzintuiglijke waarneming (=paranormale terugblik op het verleden) van gebeurtenissen tijdens de klinische dood plaats.
Rivas concludeert dat de tweede hypothese minder zuinig is dan de eerste, omdat zij buitenzintuiglijke waarneming erkent en daarmee impliciet erkent dat er aspecten aan onze geest zijn die transcendent zijn en in ultieme zin onafhankelijk van ons brein.